Kishiwada! Als Hemingway had geweten wat hij hier al die jaren gemist had, had hij zich waarschijnlijk uit frustratie voor z'n kop geschoten.* Kishiwada is het Pamplona van Azië, en het jaarlijkse festival dat hier gehouden wordt is spannender dan kaasrollen, de tomatina, of zelfs carbidschieten.
Het concept is simpel. Kishiwada, een industriëel voorstadje van Osaka met ongeveer evenveel inwoners als Groningen, is onderverdeeld in 36 wijken. Elke wijk beschikt over een houten schrijn op wielen, die ongeveer vier ton weegt. Stuurinrichting en motor ontbreken, zodat dus een soort zeer zware, houten Trabant ontstaat. Zoiets duw je niet even voort. Elke schrijn wordt voortgesleurd door een stuk of duizend trekkers, overwegend tieners, maar ook jonge kinderen en volwassenen doen mee. De Echte Mannen bevinden zich achter de schrijn, en hebben de taak het gevaarte op precies het juiste moment een harde ruk te geven als er een bocht genomen moet worden. Tot zover is het festival in Kishiwada goed te vergelijken met festivals elders in Japan; een gezellige optocht met rare tingeltangelmuziek, van en naar een of andere Shintoïstische schrijn. Maar er is een belangrijk verschil.
Normale religieuze festivals in Japan zijn statig, waardig en een beetje saai, en eindigen doorgaans met een tijdrovende ceremonie vol spiritualiteit, rare kleren en wierook. In Kishiwada pakken ze dat anders aan. De schrijnen worden een keer per jaar met een noodgang door de nauwe straatjes gesleept, terwijl op het dakje van de schrijn een paar jongemannen als bezetenen op en neer springen. Tegen het einde van de middag implodeert het festival in een enorm zuip- en schreeuwfestijn, totdat de feestvierders tussen de gistende bergen zwerfvuil in slaap vallen.
Dit alles is niet zonder risico's. Er vallen bij tijd en wijle doden, en elk jaar ettelijke gewonden. Vorig jaar, in de regen, heb ik nog aardig wat mensen door de lucht zien vliegen, en werd het festival begeleid door het vrolijke geluid van af- en aanrijdende ambulances. Dit jaar was het wegdek droog en viel de schade mee, hoewel het natuurlijk een linke onderneming blijft.
Het spektakel is er niet minder enerverend om. Dat iedereen deelneemt aan een doodvermoeiende , levensgevaarlijke en volstrekt doelloze omgang door de stad, in het kader van een godsdienst waarvan de meeste deelnemers de naam niet eens meer weten, is een verfrissende ervaring in een land waar verder alles kalm, veilig en logisch verloopt. Het kan haast geen toeval zijn dat het festival precies samenvalt met de autoloze zondag in Nederland. Als Nederlandse steden een dagje afzien van levensgevaarlijke collectieve waanzin in het stadsverkeer, nemen de Japanners het gerust een dagje over. Ik vrees, voor Nederland, dat het wel bij één dag zal blijven.
*op deze letterkundige theorette berust geen copyright
3 opmerkingen:
Klinkt als een niet te vermaden festijn. Doet met denken aan de Chienbäse in Liestal - Zwitserland tijdens de Fassnacht.
Als voormalig (1971-1972) eigenaar van een Trabant ben ik pijnlijk getroffen door je ondoordachte vergelijking. Dit staaltje van Oost-Duits technisch vernuft was namelijk wel degelijk voorzien van een besturingsinrichting en een motor. Die laatste liep trouwens op mengsmering, je tankte dus aan dezelfde pomp als de bromfietser en dat versterkte dan weer de solidariteit onder de arbeidersklasse.
En zwaar was hij al helemaal niet. Logisch, want de carrosserie was opgebouwd uit geplastificeerd papier-maché, en dat weegt niet erg door. In de schaarse gevallen dat dat nodig was, kon je oma hem in haar eentje aanduwen!
De bodem was natuurlijk wel van plaatstaal. De auto had dus een bijzonder laag zwaartepunt, wat de wegligging zeer bevorderde. Legendarisch zijn in dit verband mijn tochten van Zwolle naar Meppel, over wat toen het enige stuk vierbaansweg benoorden de IJssel was. Je had nog winters toen, en het kon ook enorm ijzelen. Heerlijk was het om in mijn Trabantje ongehinderd voort te tuffen, slechts gehinderd door een enkele Eend, terwijl links en rechts in de bermen de weggegleden producten van de slippendragers van het kapitalisme lagen: Volks(sic!)wagens, Opels Record en wat dies meer zij.
Enfin, op enig moment woei de (enige) ruitenwisser van mijn Trabi en ik heb hem toen verkocht aan de broer van een door mij geadoreerde jongedame, uiteraard met de bedoeling bij haar familie in het gevlij te komen. Dit heeft evenwel niet tot het gewenste resultaat geleid. Misschien is daardoor nog wel des te tederder de herinnering aan dit prachtige product van de republiek van goed opgeleide (gratis onderwijs!) en topfitte (gratis gezondheidszorg!) arbeiders en boeren. En des te schrijnender de vergelijking met het slepen van onbezielde voorwerpen door, godbetert, Japanse straten.
Een reactie posten