"Kan ik je even spreken?" De directeur van het centrum staat in de deuropening. Dat kan natuurlijk. Niet alleen is hij de directeur en ik, zij het ten onrechte, niet, maar professor O. is bovendien een aardige man. Dat Leninbaardje zal hij wel in Parijs hebben aangekweekt, waar hij kort na '68 aankwam om, godbetert, sociologie te gaan studeren. Nu is er niks mis mee, natuurlijk, om de gezichtsbeharing van overleden dictators na te volgen. Een nette Hitler-Schnurrbart, een woeste Stalinsnor, ik vind het allemaal prima. Zelf prefereer ik de baarddracht van voorzitter Mao, en daar zegt immers ook niemand wat van.
Restte natuurlijk de vraag waarover hij mij dan wel wilde spreken. En waarom dat niet gewoon even kon met kantoorgenoot T. erbij. Het was natuurlijk dom van mij een volle pot koffie over de vloer te gooien, laatst, maar welke gek legt er nou ook tapijt in een kantoorruimte, en een ernstig onderhoud onder vier ogen leek me hoe dan ook overdreven, want het was geeneens expres. Ik begon al te vrezen dat het over de dictatuur van het proletariaat zou gaan, of over Derrida en het postmarxisme, want sociologie is soms een beetje een prietpraatreservaat. Toen ik het belendend kantoor binnenliep zag ik echter de (momenteel) oranje hanekam van professor A., en het eeuwig zachtmoedige gelaat van de hoogleraar andragogiek. Een sociologische topconferentie. Dit was een ernstige zaak.
"Meneer iedereen, goedemiddag", zeg ik in het Japans.
"Meneer rarufu, ga zitten, we hebben een probleem waar we je graag even over willen spreken." Oh oh.
"We willen niet dat je weggaat."
"Geen probleem. Ik heb nog de hele middag tijd."
"We willen dat je helemaal niet weggaat, ik bedoel, niet in april. Dat je hier blijft werken, dus. "
"Maar ik heb al andere afspraken voor volgend jaar. En we hadden toch een jaar afgesproken?"
"We hebben je bij nader inzien nog hard nodig. Je kunt natuurlijk transfervrij vertrekken, als je dat wilt, maar we zouden je liever vast aanstellen. Morgen, als het moet."
"Ik spreek nauwelijks Japans!"
"We betalen je studie. In werktijd. Geen punt."
"Ik heb m'n huis al opgezegd!"
"We vinden een ander huis. "
"Jullie zijn nog gestoorder dan ik dacht."
"Dat denk ik ook vaak, Rarufu jongen", zegt Androgogiek, met het beroepseigen gebrek aan zelfkennis, "en het is nog waar ook. Maar in dit geval zijn ze, naar mijn deskundig oordeel, voor hun doen opmerkelijk compos mentis. "
Wat nu? Ik zou terug naar Rotterdam. En het moge niet heel ongebruikelijk zijn voor twee universiteiten tegelijk te werken, als die twee 9000 kilometer bij elkaar vandaan liggen, wordt dat logistiek wat lastig. Het is ook niet alleen een keuze tussen banen, natuurlijk, maar ook en vooral een keuze tussen landen.
Nederland heeft het enorme voordeel dat haast iedereen er min of meer begrijpelijk spreekt en schrijft. Ik kan er de krant lezen, en de verkeersborden. In Japan gaat dat veel moeilijker, maar dit land heeft dan weer nagenoeg perfect openbaar vervoer. En laat ik wel zijn, als ik in Japan iets niet begrijp staat er meestal binnen tien seconden een oude baas of bevallige deerne naast me om in het Engels te assisteren. Het is me daarentegen nog nooit overkomen, als de trein weer eens onverklaarbaar stilhield in een Nederlands weiland, dat een potige medepassagier uitstapte om het kreng even aan te duwen. Nu ik er toch aan denk, goede manieren, dat maakt 2-1 voor Japan.
Japan is, zoals mijn trouwe lezers inmiddels weten, een onthutsend mooi en in veel opzichten zeer comfortabel land. Het Rokko-massief is fraaier dan Kralingen, neem dat van mij aan, en ik vrees dat ik de producten van de firma Avenance gewoon niet meer als eten zal herkennen, na een jaar (voor tweeëneenhalve euro per dag, nota bene) geluncht te hebben in een Japanse studentenkantine. Weggaan betekent offers brengen.
Blijven ook, natuurlijk. Als Japan nou op de plek van, zeg, Zweden lag, was het lang zo moeilijk niet geweest. Japan ligt echter bijzonder onfortuinlijk in Japan, vandaar ook de naam, en dat is bijna overal ver vandaan. De helft van de landen die in de buurt liggen zijn Noord Korea. Taal en schrift zullen op den duur best te leren zijn, maar voorlopig ben ik volkomen afhankelijk van de secretaresses die waken over mijn ziektekostenverzekering, mijn telefoonabonnement, mijn bankrekening en wat dies meer zij. Zelfs als ik naar de kapper ga, krijg ik een briefje met Japanse instructies mee. Ze slapen nog net niet bij me in bed (hoewel daar voor alle betrokkenen ontegenzeggelijk voordelen aan zouden kleven), maar het scheelt weinig.
Wat te doen? Ik weet het niet, maar die situatie kan niet lang voortduren. Volgende week uitsluitsel op deze pagina.
donderdag 17 januari 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
4 opmerkingen:
ah, een luxeprobleem. van harte jongen! veel wijsheid gewenst bij het kiezen natuurlijk. ben benieuwd...
Ja, dat is te zeggen, maar het is voor mijn gevoel meer probleem dan luxe, op het moment.
Hm. Geheel in de geest van je oma zaliger zeg ik:"Jongen, jongen, denk toch om je pensioen".
Ben benieuwd!
Een reactie posten