zaterdag 25 juni 2011

Kapper

Mensen zijn voor de gekste dingen bang. Voor spinnen, bijvoorbeeld, die nagenoeg onschuldig zijn, voor agora's, terwijl ze duizenden kilometers van Athene wonen, voor buitenlanders, hoewel ze dat in het grootste deel van de wereld zelf toch ook zijn, of voor tandartsen, die weliswaar meestal erg hebberig, maar verder toch grotendeels onschadelijk, sterker nog, net als spinnen heel nuttig kunnen zijn. Er bestaan zelfs mensen die bang zijn voor de dood, wat natuurlijk een absurde angst is als je bedenkt dat het alternatief, nooit dood, alleen al door zijn uitzichtloosheid een stuk erger zou zijn.

Tegenover deze onzinnige angsten staan talloze zeer begrijpelijke. Veel mensen zijn bang voor oorlog, en ik kan, na vele jaren onderzoek, melden dat dat volkomen terecht is. Bang voor eenzaamheid? Terecht. Bang voor kanker? Terecht. Bang voor honden? Terecht. Bang voor mensen? Collega CĂ©line (nee, niet die, deze!) zei het het beste: 'voor mensen kun je nooit bang genoeg zijn'. Vreemd genoeg is de redelijkste angst voor de moderne mens in vreedzame, ontwikkelde landen dun gezaaid: angst voor de kapper.

Ik ben bang voor de kapper. Misschien is dat, op de keper beschouwd, ook weer niet geheel terecht, maar toch. Die scharen zijn vlijmscherp en die mensen vertrouw ik maar matig. Voor je het weet knippen ze je oren of je neus af. Ja, je ziet zelden of nooit mensen lopen die een arm, oor of hand afgekapperd hebben gekregen, dat weet ik ook wel, maar het zou natuurlijk maar zo kunnen dat ze je in dergelijke gevallen meteen helemaal in stukken snijden en je in onderdelen in het bos laten dumpen door de boskappers. Ze praten ook raar, trouwens, en eng, met hun "laagjes" en hun "kleurspoeling". Steevast vragen ze verwarrende, onzinnige dingen zoals "Opknippen?". Waarom denken ze dat ik gekomen ben? Opknippen? Afknippen verdomme!

Dan ga ik zeker maar zelden? In tegendeel! Ik loop de deur plat bij de kapper. Ik heb namelijk zeer snel groeiend haar, en woon in een bloedheet land, waar al dat haar zeer onaangenaam is, maar kaalheid of drastische tondering dan weer tot verbranding leidt. Bovendien probeer ik op m'n gewicht te letten. Het is al vervelend genoeg dat ik zonder bril het schermpje van de weegschaal niet kan lezen, zodat ik altijd, afgerond, een pond van het resultaat af moet trekken, maar dat malle zware haar moet ik kwijt. Mijn echtgenote maakt dan ook geregeld een afspraak bij een dure kapsalon in het deftige Ashiya. Voor mij.

Nu is het ook een minder enge ervaring dan in dat akelige Nederland. Dat komt onder meer door arbeidsdeling. Waar je in Nederland meestal aan een enkeling overgeleverd bent, die natuurlijk maar zo een levensgevaarlijke seriemoordenaar zou kunnen blijken, word je in Japan in een stoel geparkeerd waarna een hele serie jongelui langskomt die allemaal, snel, iets met je hoofd doen. Slechts een van hen is de hoofdkapper, om maar eens een meervoudig woordspelig uit de hoek te komen, de rest is op de een of andere manier leerling. Die leerlingen, meestal elf-achtige meisjes van een jaar of zeventien en dito slungelige jongens, behandelen je hoofd met allerlei rare wassingen, voorknippingen, wrijving en ander vreemds, in een hoog tempo maar met een lichte toets. Ik word daar slaperig van. Zo slaperig zelfs dat ik op het gevreesde moment half of geheel slaap. Omdat de hoodkapper zijn werk in ongeveer negentig seconden afrondt, merk ik van de eigenlijke kapping dus maar weinig.

Tegen de tijd dat ik wakker word is meestal de afronding al in volle gang. Weer iets met wassingen en borstels, ik weet er eigenlijk het fijne niet van. Mijn ogen zitten, ik schreef het al eerder, aan de voorkant van mijn hoofd, dus wat er op de achterkant van mijn hoofd gebeurt ontgaat me meestal. Bovendien moet je je bril afzetten, bij de kapper, dus in die kilometers verderop geplaatste spiegel zie ik sowieso niks. Hoe het ook zij, er gebeurt van alles, en aan het eind van het ritueel heb ik keurig gekapt haar, zonder dat er ook maar een enkel haartje in je nek is gevallen om daar te blijven kriebelen (!). Shoonen!, lacht een daarotoe aangesteld, beeldschoon kapmeisje om mijn nieuwe uiterlijk. Echt nog een jongetje, betekent dat, vrij vertaald. Natuurlijk weet ik net zo goed als zij dat ik een aftandse, vroeg oude, onwelriekende dertiger ben, lichamelijk gesloopt en geestelijk verbitterd, maar ik laat het me evengoed graag aanleunen.

En dan komt het. Of ik een hoofdmassage wil. Aanvankelijk dacht ik dat ik dat niet wilde, maar het was gratis, en wie zowel Groninger, Kansaijapanner, als Nederlander is zegt geen nee tegen gratis. De massage schijnt gebaseerd te zijn op acupunturele inzichten, maar ik geloof net zo min in de werkzaamheid van acupunctuur als in die van aardstralen, kabouters en Jan Hein Donner, dus dat neem ik maar voor kennisgeving aan. Feit is dat er met enorme kracht op je schedel gedrukt wordt. De eerste keer dacht ik dan ook dat ik me had laten vangen, zo vlak voor de ontsnapping, dat mijn kop gekraakt zou worden tussen de knuistjes van een kapmensje. Dat bleek niet zo te zijn. Sterker nog, als je eenmaal van de eerste schrik bekomen bent kom je er achter dat het eigenlijk niet eens pijn doet. En dat je naderhand opgewekt en uitgerust naar buiten stapt. Lichter, gevoel ik me, en dat ben ik dan ook, vierduizend yen lichter zelfs, maar dat kan me dan niet schelen. Ik heb het er levend afgebracht.

3 opmerkingen:

Dolf zei

Ook kappers moeten oppassen, want het kan ook andersom:
http://sverigesradio.se/sida/artikel.aspx?programid=97&artikel=3078936

Ralf zei

Tja, die Zweden doen alsof het allemaal heel schandelijk is, maar ik ga voorlopig uit van zelfverdediging.

Joost zei

Ik ging vroeger in noord Londen naar een huis vol japanse meisjes (en een engelse jongen die op een kinderachtige manier vader figuur speelde voor z'n huisgenootjes) en daar kwam dan een ander japans meisje om iedereens haar te knippen. Ik krijg nog tintelingen als ik aan de afsluitende hoofd massage denk. Die was het tientje op zichzelf al waard.