Mijn collega S. is achtentwintig. Haar echtgenoot ook. Ze zijn naar de grote stad verhuisd om wille van hun beider carrières die, niet geheel buiten mijn schuld, voorspoedig verlopen. De eerste internationale publicaties liggen op de persen, en het buitenland lonkt. Binnenkort zijn ze allebei gepromoveerde sociaal-psychologen en ligt de wetenschappelijke wereld aan hun voeten. Ik heb ze gewaarschuwd voor de problemen die voor iedere wetenschappelijke gastarbeider in het verschiet liggen, maar dat zal ze nergens van weerhouden (en terecht).
Toch geef ik nog wat goede raad, als ik mij in hun studentenflat zit te vullen met modieus Koreaans eten en ouderwetse Japanse pils. "Je moet je ouders er wel een beetje op voorbereiden", beweer ik stellig, "want het buitenland is ver weg. Zorg in ieder geval dat ze een Skype account hebben ofzoiets, en een beetje wennen aan het idee van afwezige kinderen." Dat zal geen probleem zijn, denken ze, want ze zijn allebei de jongste. K. zijn grote broer is in het dorp gebleven, en verkoopt en onderhoudt tractoren. S. haar zus heeft een kapperszaak op een uurtje rijden van het ouderlijk huis. Die moeten maar hun plicht doen.
"En wat doen we eigenlijk met de opa's en oma's?", vraagt K. S. schenkt zich een glas pruimenwijn in uit een suspecte, etiketloze fles. "Dat weet ik niet lieverd", zegt ze, terwijl een spirituslucht de kamer vult. "Hebben jullie dan nog grootouders?""Ja", zucht K. "elk nog vier. Die wonen nu nog in bij onze ouders. Ik ben blij dat ik de jongste ben. Maar hoe mijn broer het ooit gaat bolwerken, dat weet ik niet."
Het is in Japan, nog steeds, gebruikelijk dat het oudste kind, eigenlijk de oudste zoon, aftakelende ouders in huis neemt als ze niet meer (goed) voor zichzelf kunnen zorgen. Momenteel zijn die ouders geboren in de jaren '10, '20 en '30 van de vorige eeuw, en ze verwachten niet anders dan dat hun gezonde babyboom-kinderen ze in huis nemen en verzorgen. Dat hebben ze zelf immers ook gedaan voor hun ouders. Japanse televisiereclames gaan dan ook beangstigend vaak over handige incontinentieluiers, bedliften en ander zorgmaterieel voor thuisgebruik, en boeken over de dagelijkse zorg voor dementerenden zijn bestsellers.
Voor de tweede wereldoorlog had Japan de laagste levensverwachitng van de geïndustrialiseerde wereld. In de slums van Manchester, de krottenwijken van Sardinië en de ghetto's van Chicago leefden mensen langer dan in Tokyo of Osaka. Natuurlijk was het toen, voor de bejaarden van nu, geen enkel probleem een ijlende en kwijlende moeder een paar maanden in huis te nemen en liefdevol te verzorgen in de laatste maanden van haar door armoede en oorlog danig ingekorte leven.
De naoorlogse generatie heeft een probleem: Japan heeft niet langer de laagste, maar nu de hoogste levensverwachting ter wereld. Opa en oma gaan niet vlot dood, maar worden vrolijk negentig, of honderd. Of meer. Er zijn hier te lande al 37.000 honderdplussers, en een aanzienlijk deel daarvan wordt thuis, door hun kinderen, verzorgd. Dat is immers traditie. Het is daardoor volkomen normaal voor Japanners van mijn generatie dat een bezoek aan het ouderlijk huis ook een bezoek is aan twee, drie of vier grootouders, en soms zelfs overgrootouders. Dat is wel lekker efficiënt, natuurlijk, dat je ze in een keer allemaal meepakt. Maar het baart ook zorgen. Een zorgtraditie die ontstaat bij een levensverwachting van 60, functioneert niet zonder meer goed bij een levensverwachting van 90.
Wat als ook pa en moe op hun zeventigste wat minder worden? Dat kan, en het kan nog eerder ook. Wie zorgt er dan voor hen, èn voor de inmiddels vijfennegentig jaar oude grootouders? Let wel, het kan meevallen. Mijn vriend en huispsychiater N. is achterin de zeventig en nog goed ter been. Maar zijn echtgenote heeft Alzheimer, en als hij morgen zijn heup breekt moeten ze terugvallen op hun dochter, die helemaal in Tokyo woont. In een flatje. "Misschien", zei hij laatst in zijn vooroorlogse Doktersduits, "had ik toch iets substantiëlers moeten regelen voor onze oude dag."
Goed punt. Vergrijzing is een lastig probleem, maar het komt niet bepaald als een donderslag bij heldere hemel. Integendeel, je kunt het decennia van tevoren zien aankomen. Toch heeft de generatie van N. niet bedacht dat het misschien handig zou zijn voorbereidingen te treffen voor massale pensionering, net zo min als de huidige Japanse zestigers daar erg druk mee doende zijn. Misschien is het, net als het invullen van een donorcodicil, iets waar mensen liever niet aan denken. Dat dan ook maar niet doen getuigt, net als met dat donorcodicil, van een haast onvoorstelbaar egoïsme.
In Nederland doet zich, op beperkte schaal, hetzelfde voor. Gelukkig nemen Nederlanders hun oude ouders meestal niet in huis, hoewel de mijne de laatste tijd nogal staan te springen om bij mijn broer in te trekken. Ook in Nederland is echter een zekere ondercapaciteit in de ouderenzorg, hetgeen soms voor problemen zorgt. Net als in Japan zijn Nederlandse ouderen, collectief, zelf verantwoordelijk voor de problemen die ze nu, individueel, voor hun kiezen krijgen. De krekels keren zich tot de mieren, die moeten roeien met de riemen die ze hebben. Wat moet je anders? Kinderen mag je altijd wegpesten of opsluiten, maar ouderen niet.
Ik was dan ook bijzonder verbaasd, bij het lezen van columns van Youp van 't Hek, een giftig stukje aan te treffen over een verpleeghuis dat een kamer reeds (!) twee dagen na het overlijden van de vorige bewoonster aan een ander had toegekend, en de achtergebleven eigendommen voor de nabestaanden had ingepakt. Nu is Van 't Hek grootleverancier van bijzonder domme, hoewel redelijk leuk opgeschreven, opinies. Ik mag toch aannemen dat de rest van Nederland dit, gezien de omstandigheden in de sector, een volkomen normale gang van zaken vindt? Ik hoop het maar. Anders zijn jullie daar nog gekker dan ik al dacht, en dat is wel heel erg gek.
3 opmerkingen:
Je moeder was niet zo enthousiast over dit stukje, maar ik vind het bepaald interessant om eens te lezen hoe dat in Japan toegaat. Schrijnend is de tegenstelling met de situatie in Nederland, waar men maar al te zeer geneigd is tot het in een bejaardenophokflat stoppen van De Generatie Die Het Land Heeft Opgebouwd (en daarbij de korenwolf nog gespaard heeft ook).
Jammer alleen dat je de specifieke rol van de oudste zoon in dit verband wat onderbelicht laat. Dat hadden wij graag nog wat verder uitgewerkt gezien!
oei....., de Generatie Die Het Land Heeft Opgebouwd. Is dit een uitdaging voor een hard-tegen-hard duel in telegraafcliches? Vooruit dan maar:
"staatsruif"
Pak aan!
@anoniem: touché!
Een reactie posten