Het schijnt in Nederland nogal een probleem te zijn, de inburgering. Er gaan bakken met geld in om, zoals te verwachten was toen die eigenaardige ROCs en hun penosebesturen er bij betrokken raakten, en levert hoegenaamd niets op, zoals te verwachten was toen die eigenaardige...enzovoort. Hier in Japan heb je geen inburgeringsplicht, deels omdat er weinig buitenlanders zijn, en deels omdat er in Japan, al met al, een fractie minder volstrekte idioten rondlopen dan in Nederland. Ik ben zelf in Nederland overigens ook nooit ingeburgerd en ben daar nog altijd bijzonder content mee. Ik heb goede hoop dat ik zelfs het nieuwe Historisch Museum zal kunnen bezoeken zonder een greintje identiteit op te doen. Ik ben overigens in meer landen niet ingeburgerd en dat is me ook altijd prima bevallen. Waarom zou ik het hier wel doen? Japanners zijn rare mensen, die buigingen maken bij het telefoneren en stinkende wierook opstoken bij malle tempels. Ga ik daar een potje aan mee lopen doen? Nee.
Dat gezegd zijnde is het taalprobleem dat ik hier nog steeds heb de laatste tijd een bron van irritatie aan het worden. In die andere landen sprak ik namelijk de landstaal uitstekend, hoe slecht ik verder ook was ingeburgerd. In Japan kan ik me nauwelijks verstaanbaar maken, en vooral ontzettend slecht lezen. Maar wat te doen? De universiteit biedt alleen een cursus aan van zes dagdelen per week, wat veel te veel is, bovendien moet ik dan tussen die onsmakelijke Amerikaanse uitwisselingstudenten zitten, met hun enge piercings.
Gelukkig bleek een alternatief voorhanden. Niet bij een ROC, want die bestaan hier dus niet, en niet voor het opdoen van een of andere idiote kultuur, maar gewoon voor taal. En niet in groep, maar één op één. Kostat? Twee tientjes voor de administratie. De stedelijke vrijwilligerscentrale heeft een batterij taaldocenten klaarstaan voor de Chinese, Koreaanse, Amerikaanse en Nederlandse minderheden. En trouwens ook een groep gepensioneerde juristen om, om niet, legale en illegale immigranten te helpen in hun strijd met overheden en andere uitbuiters. Ja, een land zonder Joods-Christelijke normen en waarden, of hoe heet onbeschoftheid tegenwoordig in Nederland, het heeft wel wat.
Ik ben bovendien bijzonder weg van mijn vrijwillige juf. Groot is ze niet, een centimeter of tachtig schat ik, maar dat doet niets af aan de kwaliteit van het gebodene. Ze is, om te beginnen, de eerste Japanner die me niet probeert te leren spreken zoals dat idealiter zou moeten, maar zoals ze het zelf ook doet. Ze heeft bovendien gevoel voor humor, zoals blijkt uit het feit dat ze niet alleen hartelijk lacht om mijn hilarische taalgrappen, maar ook erg goede terugmaakt. Ze houdt overigens bij hoog en bij laag vol dat de karakters in haar naam "platgebrande boerderij" betekenen, maar ik verdenk haar in dezen van of een didactische truc, of een uitzonderlijk goede grap, of allebei.
Maar het is in een keer wel knap moeilijk geworden, dat Japans. Waarom moeten ze honderd keer zoveel telwoorden hebben als andere talen, en duizend keer zoveel letters? Waarom schrijf je "wa" als "ha", en wordt het soms "ga", zonder dat iemand weet waarom? Waarom kan "morgen" ineens het onderwerp van een zin zijn, en toch bepaling van tijd blijven?
De Smeulende Hoeve lacht, en zegt het niet te weten. Ze leert me het ritmisch voorlezen van Japanse telefoonnummers, en als ik niet geloof dat dat bestaat, sleurt ze me, wat knap is voor een een mensje van krap vijf ons, naar de secretaresse, om mij haar proefondervindelijk mijn telefoonnummer te dicteren zoals ík denk dat het moet. Natuurlijk krijgt ze weer gelijk. Japans: duizend telwoorden, tienduizend karakters, rare partikels en natuurlijk de wereldberoemde ritmisch voorgelezen telefoonnummers.
Vanochtend vroeg directeur O., onverwacht, "dat vloeiende Japans, waar haal je dat ineens vandaan?". En toen dorst ik niet te zeggen, "uit een afgefikte boerderij".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten