dinsdag 16 februari 2010

Curling

Mij is ter ore gekomen dat de Olympische Winterspelen weer zijn begonnen. Ik kijk niet naar, en lees bij voorkeur ook niet over, dit volstrekt stompzinnige evenement. Meer dan de helft van de beoefende sporten bestaat overwegend uit ergens gecontroleerd van af lazeren, in een sleetje, op skietjes of met een ander hulpmiddel, en daar vind ik niks aan. Toegegeven, ik ben sowieso geen sportkijker, vooral omdat sport geen ironie (of humor tout court) kent, maar laat er dan tenminste werkelijke inspanning geleverd worden, zoals bij het bergop rodelen, of de pure menselijke vorm aan de elementen worden blootgesteld, zoals in het naaktglijden met hindernissen, maar die beide boeiende sporten worden in Vancouver niet eens gedemonstreerd.

Nog saaier dan al die nepsporten die bergaf beoefend worden is het schaatsen. Hier wreekt zich de ijzeren wet dat alle sporten die leuk zijn om te beoefenen (schaatsen, golf, wandelen, autorijden, snooker) strontvervelend zijn om naar te kijken en alle sporten die leuk zijn om naar te kijken (kooivechten bij voorbeeld) niet erg prettig zijn om te doen. Ongelukkigerwijs kom ik uit een land, en woon in een ander land, waar schaatsen als een fantastische kijksport wordt beschouwd, waarschijnlijk vooral omdat er niet van die lastige Kenianen meedoen die de hele tijd maar winnen van de eigen landgenoten. Toch is het, voor de toeschouwer, niet meer dan om de beurt hard rondjes rijden, en als zodanig net zo enerverend om te bestuderen als het Griekse werkwoord of Duitse rijtjes.

En dan het kunstschaatsen. Jurysporten zijn natuurlijk per definitie geen sporten, en al helemaal niet als de deelnemers zich uitdossen alsof ze in een Thais touristenbordeel werken, maar het ergste is wel dat die lieden overduidelijk niet kunnen schaatsen. Ik zal niemand vervelen met mijn overdonderende vaardigheden op dit gebied, maar ik haal die meisjes zo in, met hun achterlijke gehup en gedraai. Toen ik, door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, tennisles had en daar weinig van terecht bracht, heb ik dan ook onmiddellijk geclaimd dat ik "kunsttennis" speelde. Daar trapte de juf niet in. Waarom dan wel op ijs?

Er is een uitzondering. Ik ben dol, maar dan ook echt dol, op curling. Curling is al heel oud, maar is in zijn moderne vorm door Britse en Canadese cellen van de KGB nieuw leven ingeblazen om de kapitalistische medemens publiekelijk zo veel mogelijk voor lul te zetten, en daarmee binnenlandse oppositie de wind uit de zeilen te nemen. Of was u niet opgevallen dat de landen van het voormalig Warschaupact nauwelijks meedoen bij curling? Die zijn opgevoed met het idee dat een Rus cq echte vent biathlont, en een Canadees cq mietje geconcentreerd het ijs veegt. Toevallig heb ik kolonel Ledvedev, de bedenker van "operatie curling", ooit in Alma Ata mogen ontmoeten, en net als hij vermaak ik mij nog dagelijks over deze hilarische erfenis van het communisme. Vooral met een halve fles wodka achter de kiezen is curling enig.

Japan is bij uitstek een curlingland. Hondjestrouw aan de Verenigde Staten en bijzonder slecht in alle sporten die ze niet zelf hebben uitgevonden, waren ze een makkelijke prooi voor de humoristische voorhoede van het proletariaat. Curling sloeg aan, en dat doet het nog. Daarbij doet zich wel het probleem voor dat er in grote delen van Japan zelden ijs ligt, en dat in die gebieden waar het wel ligt bijna geen mensen wonen. Wat te doen? Hoe kon de Japanse medemens zijn belachelijkheid voor het wereldvoetlicht brengen? Welnu, waar een wil was, bleek een weg.

Het is haast niet te geloven, maar het kan nog onnozeler dan curling. Op het vrij afgelegen Shikoku, maar ook hier om de hoek in Osaka, hebben groepen Japanners onafhankelijk van elkaar het theeketel-curlen uitgevonden. Er zijn natuurlijk ook veel en forse theeketels in omloop hier, maar dan nog. Eind vorig jaar is het gekomen tot een heus curling-treffen (Osaka is verpulverd) en sedert de documentaire die de nationale omroep daaraan wijdde (sic) bleek nog een theeketel-curling-club te bestaan, in Kyoto.

Er kleven nadelen aan het wonen in Japan. De taal is moeilijk, de aarde beeft, de politiek is corrupt, de bureaucratie ondoorgrondelijk, de zomer te heet, de winter te koud en de lente te nat. Maar ik leef hier met de prettige zekerheid dat op de wereld geen vorm van menselijke waanzin te vinden is die zich in Japan niet in een extremere, hilarischer vorm voordoet. Behalve, gelukkig, godsdienst, waarover later meer.

1 opmerking:

Yoshiuk II zei

Aha, jij kijkt liever naar mensen die ergens ongecontroleerd van aflazeren, ofwel JackAss. Ook een soort humor.

Overigens is tennis (zowel in de artistieke als sportieve variant) wel een sport waar ruimte is voor humor. Helaas is dit dan weer geen wintersport, heb ik de afgelopen maanden gemerkt.
Tenzij je zelf graag ongecontroleerd lazert.