zondag 11 november 2007

Klaar? Over!



Een woedend bericht uit het Vaderland. Een tijdje geleden schreef ik over overbodige beroepen in Japan, en noemde klaar-over-logistiek-ondersteuner als een van de meer bizarre banen. Dit schoot een mijner lezers, een klaar-over te Haarlem, in het verkeerde keelgat. Nu is het op zich bemoedigend dat klaar-overs mijn blog lezen, want mij was al verweten dat ik zo moeilijk schrijf, dat je zowat professor moet zijn om te snappen waar ik het over heb. Dat is dus in ieder geval niet waar, en dat is mooi, maar ik moet ze natuurlijk wel te vriend houden.

Mijn scribent schreef, niet ten onrechte, dat het beroep van klaar-over niet makkelijk is. "Ik kan best enige assistentie gebruiken. Stuur mij eens een paar van die assistenten. Liefst XXL sumo-worstelaars die door er even tegenaan te leunen een auto volledig vernielen. Het aantal keren dat een idioot denkt nog snel even tussen de klaar-overs heen te kunnen schieten, zal je verbazen en omdat ze die kleintjes helemaal niet zien - donkergrijze kinderkleding is deze herfst zeer modieus en die Overveense kakkinderen lopen er dus allemaal bij als bankdirecteurtjes - worden wij geacht dan voor zo'n auto te springen."

Zoiets raakt mij, als mens en als voetganger, ten zeerste. Een Japanse klaar-over (zie foto), is echter een heel ander soort functionaris dan een Nederlandse. Een voorbeeld. Ik werk aan een onbeduidende weg, die langs de universiteit loopt, ik schat 150 meter lang. Op die weg bevinden zich twee zebra's, die worden bewaakt door niet minder dan tien (!) full-time klaar-overs, elk voorzien van een indrukwekkend operette-uniform, een verlichte stok danwel set vlaggen, en een overdaad aan Onaantastbaar Gezag. Onverbiddelijk coördineren zij het oversteken van duizenden studenten, en andere universitaire parasieten zoals ik, en treden daarbij zo hinderlijk mogelijk op tegen de, zeg, twintig auto's die dagelijks voorbij sukkelen.

Dit is in Japan niet ongebruikelijk. Overal in het land staan, doorgaans oudere, heren in militaire galauniformen, behangen met tressen, petten en hagelwitte handschoenen, het verkeer te regelen. Een beetje supermarkt houdt er op z'n minst een dozijn van deze generaaltjes op na, die allen de taak hebben de wandelende, hangende, of treuzelende mens te beschermen tegen het auto- en brommerverkeer. Dit is hoogst opmerkelijk, want Japanse automobilisten rijden binnen de bebouwde kom altijd bijzonder voorzichtig, en verlenen voetgangers, spelende kinderen en fietsende bejaarden automatisch voorrang. Driftig buigend achter het stuur brengen zij hun vehikel tot stilstand, omdat er bijvoorbeeld een demente bejaarde wil oversteken, of toch maar niet, of een groepje kinderen eerst op straat een inning honkbal af wil maken, alvorens de inmiddels ontstane file van tientallen automobielen en vrachtwagens door te laten. Alleen een gierende ambulance krijgt, schoorvoetend, voorrang.

Er is een reden voor de uitzonderlijke terughoudendheid van de sturende Japanner. Een automobilist die in Japan een voetganger of fietser raakt, wordt altijd voorgeleid voor de politierechter, en de strafmaat is ook bij geringe overtredingen niet mals. Inbeslagname van de auto is bij verwijtbare aanrijdingen (ongeacht de ernst) standaard, een boete van een ton, of twee, is heel gewoon, en wie het al te bont maakt belandt in een gevangenis op noord-Hokkaido, wat geen pretje schijnt te zijn (hoewel het uitzicht op de Koerillen, ook door tralies, op heldere dagen natuurlijk heel mooi is). Lomp rijgedrag is daarmee vrijwel uitgebannen. Rest de vraag; waar zijn die klaar-overs dan nog voor nodig?

De aanbodzijde was mij al snel helder. De meeste Japanners hielden tot voor kort vast aan een traditionele rolverdeling. Zij thuis, hij op kantoor; een sexistische en oneerlijke, maar in veel opzichten werkbare structuur. Mannen zaten elke dag lang op hun werk, en zopen zich daarna klem met hun collega's. De meeste vrouwen zagen hun echtgenoot dan ook uitsluitend in katerige, onschadelijke toestand, terwijl ze met bovenmenselijke inspanning in het weekend met de kinderen speelden, de spijker in hun kop en de neiging tot kotsen verbijtend, om maar niet voor de buren als slechte vader af te gaan. Japan is echter zo dom geweest uit het westen het even eigenaardige als onzinnige fenomeen pensionering te importeren. Dus ploffen veel Japanse Salarymen op de eerste ochtend van hun zesenzestigste levensjaar op de bank, trekken een pils open, steken een sigaret op, en zetten tevreden de televisie aan.

Een korte rondgang langs mijn sociaal-wetenschappelijke collega's leert dat deze fase naar schatting tussen de drie dagen en drie weken duurt. Daarna dreigt mevrouw in het beste geval met echtscheiding, maar ook geregeld met een groot vleesmes, het vooruitzicht van arsenicum-sushi, of een huurmoordenaar uit de de meer sadistische regionen van de Yakuza. Dat is niet leuk, natuurlijk, en dus zoekt de jonge oudere iets om zich overdag bezig te houden. Een ongevaarlijk, licht beroep, met een mooi pak, waarbij je dagelijks drie- tot zesduizend dames van een jaar of 19 ontmoet, is voor veel van deze heren een voor de hand liggende oplossing. Dat ze er geld mee verdienen is ook mooi, want in Japan beheren huisvrouwen traditioneel het gezinsinkomen en die zijn doorgaans niet scheutig met zakgeld voor hun echtgenoot. Er zijn zeker twee cafés in mijn wijk die overwegend draaien op het besprenkelen van uitgelaten klaar-overs.

Rest de vraagkant. (Een goede econoom is een soort papegaai, die "vraag en aanbod!" kan krijsen. Dat de University of Chicago nog niet door een volière is vervangen, is dan ook een raadselachtig fenomeen. Daar moest eens iemand onderzoek naar doen.) Wie betaalt die guitige oude kereltjes eigenlijk, om volwassen mensen met veel bravoure een landweggetje over te helpen? Wederom ligt het antwoord op het vlak van aansprakelijkheid. Als een universiteit, supermarkt, of welke autoriteit dan ook, aantoonbaar in gebreke is geweest in de nationale queeste voor volstrekte verkeersveiligheid, zijn ook zij strafbaar. Niet dat de rector een paar jaar in arctisch Japan wordt opgesloten, hoewel dat om heel andere redenen best een goed idee zou zijn, maar het BNP van een middelgroot Afrikaans land is wel de minste genoegdoening voor een gescheurde nagel of geschramde knie.

Ik ben dikke vrienden met de klaarovers. Ik probeer hun dialect te leren, geef voortdurend hoog op van het plaatselijk honkbalteam en bespreek met hen de benen van wulpse studentes. Alles in de hoop dat ze ooit een trage mercedes tactvol tegen mijn schenen manouvreren, zodat ik in Okinawa stil kan gaan leven op mijn eigen tropische eiland. Mocht het zover komen, zal ik een deel van mijn enorme vermogen besteden aan strenge petten voor alle Nederlandse klaar-overs, alsmede vlijmscherpe samoeraizwaarden, waarmee een modale SUV, al dan niet met inzittenden, met een soepele polsbeweging van kop tot staart gekliefd kan worden.

1 opmerking:

Anoniem zei

Het belang van een goed uniform moet inderdaad niet onderschat worden. Zo zijn de Belgische spoorwegen bijna net zo erbarmelijk slecht als de Nederlandse, maar toch krijgen Belgische conducteurs aanmerlijke minder vervelend commentaar van passagiers. Mijns inziens is dit vooral te danken aan de indrukwekkende pet die zij dragen, die een Brigadier-Generaal niet zou misstaan.