vrijdag 14 januari 2011

Klantvriendelijk



Het is vandaag 14 januari 2011, de honderdste verjaardag van mijn grootvader Jan Futselaar. Of beter: het zou zijn honderdste verjaardag zijn geweest, als hij niet al lang overleden was. Dat deed hij overigens reeds voor mijn geboorte, dus voor een ooggetuigenverslag moet u niet bij mij zijn. Op de foto hierboven, zo weet ik echter uit betrouwbare bron, is hij de derde jongen van links op de achterste rij. Het lijkt alsof zijn rechterbeen een stuk korter is dan het linker, maar ik heb andere foto's gezien waarop ze duidelijk even lang waren. Misschien is hij een afgezakte sok aan het optrekken, of aan het oefenen op een in de jaren '20 populair danspasje. Het eerste is waarschijnlijker dan het laatste. Dit is namelijk geen foto van een modieus homostel met hun geadopteerde kinderschare, maar een groepsfoto uit het Hervormd Weeshuis in Zwolle. Ik denk dat daar, zelfs in de roaring twenties, zelden een echt dansante sfeer heerste.

Mijn grootvader was, behalve wees, leraar Duits. Zijn beide kinderen, en ik zelf, zijn ook in het onderwijs beland. Of dat erg is, en zo ja voor wie, weet ik niet, maar ik betwijfel of er veel stilistische overeenkomsten zijn tussen zijn werkwijze en de mijne. Niet alleen omdat hij in een ander tijdperk en voor een andere leeftijdsgroep stond, maar ook omdat Duits een zo veel ordelijker vak is dan moderne geschiedenis. Vreemd genoeg ligt de verantwoordelijkheid voor de orde in het ene, en de wanorde in het andere vak in aanzienlijke mate bij Duitsers, maar dat terzijde. In de sporadische gevallen dat ik zelf Duits geef, gebruik ik overigens wel een van mijn grootvader ontvreemd trucje, door nietsvermoedende Japanse studenten voor te houden dat een correcte uitspraak met zodanige luchtverplaatsing gepaard gaat dat losse papieren met kracht van tafel geblazen worden. Dat is niet helemaal waar, maar wel erg nuttig om te geloven als je Duits wilt leren.

Ik weet overigens niet of Jan Futselaar een goede leraar was, maar er is natuurlijk wel achter te komen. Waarschijnlijk zijn veel van zijn leerlingen nog in leven, dus mocht een van hen zich geheel kostenloos willen laten overhoren over Drei Männer im Schnee, of over een ander boek van Kästner, u zegt het maar, kunnen ze een reactie achterlaten. Ik hoop natuurlijk, en verwacht stiekum ook, dat zij sprankelend Duits zullen blijken te spreken. Als ik dan toch uit een onderwijzersgeslacht kom, dan toch bij voorkeur uit een met goede onderwijzers. Ik kom trouwens eigenlijk uit twee onderwijzersgeslachten. Ja, in meerdere opzichten, inderdaad, daar mag u op de achterste rij best even over giebelen.

Zou ik er iets van meegekregen hebben, van al die onderwijzende voorouders? Niet veel, denk ik. Ik heb nooit bij mijn ouders of grootouders in de klas gezeten, gelukkig, dus ik heb eigenlijk geen idee hoe ze hun onderwijs aanpakten en aanpakken. Hooguit heb ik een soort duister plichtsbesef meegekregen, dat je de tijd van je jonge medemensen niet mag verprutsen met slecht of saai onderwijs en dat scholieren en studenten zich de moeite moeten getroosten in ieder geval te doen alsof ze hun best doen. Maar dat ik begiftigd zou zijn met een meer algemeen gevoel van beroepseer had ik niet gedacht. Tot gisteren. Toen stuurde mijn zeergeleerde vriend G. me deze vacature, die ontstaan is aan de universiteit van Bolton, nabij Manchester. Men zoekt er een docent. En niet zomaar een! De kandidaat moet, ik citeer, beschikken over: "Awareness of the requirements associated with operating within a customer service environment". Dat is heel erg.

Waarom eigenlijk? Onderwijs kost geld, of studenten het nu zelf betalen, of hun ouders, of de overheid. Ik, en miljoenen andere mensen met mij, verdien op mijn beurt geld door onderwijs te leveren. Waarom zou een universiteit, of een school, eigenlijk geen customer service environment zijn? Even afgezien van de lelijke, omslachtige en potsierlijke formulering van de universiteit van Bolton lijkt het toch ook weer niet zo'n vreemd vereiste.

Studenten betalen zoals gezegd voor onderwijs en zijn dus in zekere zin klanten. Wel een raar soort klanten, die haast alles zelf moeten doen, die er nauwelijks op kunnen rekenen dat het geleverde met hun bestelling overeenkomt, en die zich bovendien moeten schikken naar een rooster waar ze zelf maar bar weinig invloed op hebben. Het modale Amerikaanse hamburgerrestaurant, de doorsnee aanbieder van mobiele telefonie, zelfs de tandarts is klantvriendelijker dan een school of universiteit, en meestal nog een stuk goedkoper ook. En dan zwijg ik nog van het droevige feit dat je voor een tentamen kunt zakken. Zakken! Dat moet de FEBO niet proberen, dat soort kapsones bij de friet.

Het is iets prachtigs, onderwijs, maar ik geloof niet dat ik iemand kan aanbevelen naar Bolton af te reizen om het te genieten, hoe klantvriendelijk ze er ook zijn. Ik denk dat andere Futselaars daar, al een generatie of wat, net zo over denken.

2 opmerkingen:

Joost zei

Bolton University kan niet louter op academische kwaliteiten concureren en moet het van FEBO-esque klant-vriendelijkheid hebben; als je zakt krijg je je geld terug. It's grim up North.

Adriaan Bontebal zei

Wat ik je al eerder had willen vertellen: je lijkt, uiterlijk, ontzettend op je grootvader. Dat ik het nu pas meld, is omdat ik je schrijfsels mis. Overigens zijn mijn lezers mijn klanten, maar ik hou totaal geen rekening met hun wensen. Dan gaan ze maar iets anders lezen.
Groets uit een momenteel zonnig Nederland.