woensdag 13 juli 2011

Middenvoetsbeentje

Je hebt van die mensen die je eigenlijk alleen kent van bruiloften en uitvaarten. Neem K., bijvoorbeeld, die ergens in het holst van de Twintigste Eeuw gehuwd is met een meisje wier grote broer veel later het kind zou verwekken waarmee ik, in de daaropvolgende eeuw, zou trouwen. Veel aangetrouwder familie dan K. en ik van elkaar zijn kun je haast niet worden. Aangetrouwd wordt nooit geen eigen, natuurlijk, maar K. en ik konden het meteen al goed vinden. Altijd bereid wat van zijn hampelige Engels te ruilen voor mijn hampelige Japans, nooit te beroerd om een bizar maar schijnbaar belangrijk ritueel te bagatelliseren en altijd klaar om wat te gaan drinken. Een week na iedere bijeenkomst valt steevast een envelop in de bus, met een collage van de foto's die heeft genomen.

Zo waren we afgelopen winter nog in Kanazawa, voor een herinneringsbijeenkomst, of hoe het ook heet, van een of andere al lang dode aangetrouwde verwant. Dat klinkt saai, en dat is het ook. K., ik, en nog een heel stel anderen zaten anderhalf uur in een koude tempel te luisteren naar het geneuzel van een Boeddhistische beroepsmurmureerder, af en toe afgewisseld met een pingetje of pongetje uit het arsenaal slaginstrumenten dat in geen enkele Boeddhistische plechtigheid mag ontbreken. Niet dat ik iets tegen het Boeddhisme heb, overigens, in tegendeel zelfs, maar ik heb er wel graag wat te drinken bij. K. begreep dat meteen. Ik was amper opgestaan van mijn tempelkrukje, of hij had al twee pils geritseld. Om half twaalf 's ochtends.

Maar vandaag zou het menens worden. Niks vrolijke bruiloft of saaie herdenking, maar een serieuze crematie. Zoals meer voorkomt was een en ander het gevolg van een sterfgeval in de familie. Nu is een Japanse crematie, althans in vergelijking met een Nederlandse, bepaald hardcore. Niks geen gezeur met kisten achterlaten in een zaaltje of achter gordijntjes laten verdwijnen, nee, de nabestaanden zijn aanwezig als de kist de oven ingaat, en ook als hij er uren later weer uitkomt. Vervolgens pakken zij met eetstokjes de botjes uit de as, en deponeren die in een urn, die na afloop wordt meegegeven in een doos. Dat leek me niet prettig.

Op zich viel het me overigens mee. Ik dacht dat ik, bij dit macabere spelletje Dokter Bibber, op ware grootte en met het geroosterd skelet van een bekende, weinig meer zou kunnen dan krijsen of kotsen, maar zo erg was het gelukkig ook weer niet. Toch voelde ik me verre van prettig voor de grote stalen bak, waarin de medewerkers van het crematorium, als service, de botten weer even in mensvorm hadden neergelegd. Hoopvol keek ik rond, waar K. was, die op z'n minst een bemoedigende glimlach had kunnen leveren. Maar dat kon natuurlijk helemaal niet meer. Ik pakte een van zijn middenvoetsbeentjes voorzichtig tussen mijn stokjes, en deponeerde het in de urn.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Ralf, was K. net zo oud als jij bent? En hoe als jij daar zou overlijden, wacht je dan een zelfde ritueel? En wil je dat?

Sterkte met het verlies van een vriend!

Groet uit Nederland, Frank Abilard.

Ralf zei

@Frank:

Dank. Nee, K. was ongeveer twee keer zo oud als ik. Dat is knap oud, maar niet erg oud om dood te gaan.

Wat er met mijn lijk zou gebeuren is aan mijn nabestaande. Als ik hier zou overlijden is dus best mogelijk dat ik ook zo word afgewikkeld. Of ik hetzelfde zou doen als zij dood gaat weet ik niet.