Wat krijgen we nu? Schrijft die Futselaar weer eens wat? Ja dus, en wel dit.
Is u ook opgevallen dat het woord "begeleiden" uit het Nederlands verdwijnt? Ik kom gelukkig niet vaak in het vaderland, maar dankzij internetradio en -televisie blijf ik wel redelijk op de hoogte. Zodoende weet ik dat, tenminste bij de publieke omroepen, het woord begeleiden is vervangen door "begleiden" of "beglijden". Waarom weet ik niet, maar ik hoor geregeld dat de koningin ergens door de marechaussee heen is beglejen, of een zeilmeisje, bij het binnenkomen van een rechtszaal nog wel, door haar advocaat en haar vader.
Zelf beglij ik hier in Japan vooral promovendi, jonge mensen die na vijf jaar studeren liever nog wat langer armlastig blijven en nog een titel in de wacht slepen, dan in het amechtige Japanse bedrijfsleven een baan te zoeken. Nu is promoveren op zich een hachelijke zaak. Het vergt nogal wat daadkracht en doorzettingsvermogen om een proefschrift te schrijven, temeer daar je in de loop van het werk doorgaans tot de conclusie komt dat je er eigenlijk gewoon te stom voor bent. Dan is het echter te laat en sleep je je tegen wil en dank voort. Meestal kom je er pas tijdens de verdediging achter dat je niet alleen zelf veel te dom bent om zoiets ingewikkelds te schrijven, maar dat de hooggeleerde opponenten ook veel te dom zijn om het te lezen. Dit bevrijdende inzicht is overigens alleen te bereiken door hen die daadwerkelijk een proefschrift hebben geschreven; zij die "honoris causa" (dat is Latijns voor "voor spek en bonen") promoveren, zoals voornoemde mevrouw met haar glibberige lijfwacht, blijven er van verstoken.
Wie zich inlaat met promovendi moet over een zeker incasseringsvermogen beschikken. Hun onderzoeksterrein is meestal klein en dat heeft zo zijn weerslag op de mogelijke gespreksstof. Voorts lijden promovendi veelal aan ernstige onzekerheid, ziekelijke arrogantie, liefdesverdriet, slapeloosheid, luiheid, uitstelgedrag, algehele chaos en hysterische huilbuien. Ik was dan ook niet verbaasd dat gisteren promovenda M. snikkend mijn kantoor binnenkwam. Nee, als een door de wol geverfde professional stelde ik onmiddellijk een diagnose, en toog aan het beglijden.
"Kom kom, meisje", sprak ik vaderlijk, "het ziet er nu allemaal wat onoverkomelijk uit, maar het komt allemaal heus wel goed. Je kunt het best!" Verbaasd keek ze me aan. "Natuurlijk kan ik het best! Ik kan het allemaal best! Maar ZIJ kunnen het niet! Ze kunnen namelijk niks!" M. blijkt, zo maakte ik op uit haar tranerige betoog, als bijverdienste statistiek te onderwijzen aan een belendende universiteit. Vol goede moed was ze voor de klas gaan staan, om te vertellen over kansverdelingen, t-toetsen en variantie-analyse. Dat viel tegen. "Dat hebben ze niet paraat", vergoelijkte ik, "dan doe je toch een stapje terug?" "Dat deed ik ook!" riep ze, inmiddels zo hard huilend dat zich voor mijn deur een opstootje begon te vormen. "Tot ik vroeg hoeveel een lollie van 100 yen kost, als er 5% BTW bovenop komt! Ze hadden geen idee! Ze. Hadden. (snik) Geen. Idee. Hoe kan ik ze nou naar het tentamen beglijden?"
Eind vorig jaar heeft de Nederlandse minister van onderwijs en wetenschappen, zelf ooit een verdienstelijk promovendus, Japan bezocht. Menig onderwijzer zal dit bezoek van harte hebben toegejuichd, vermoed ik. Op de fora van BON, een sympathiek clubje onderwijsontnieuwers, wordt met enige regelmaat hoog opgegeven van het uitmuntende, traditionele onderwijs dat de jeugd hier geniet. Dat de resultaten vaak wat tegenvallen zal hen wel niet bekend zijn. Zij staan hier immers niet voor de klas, en ook zullen ze wel nooit die derdejaars student scheikunde ontmoeten die in zijn onnozelheid vroeg aan welke kant van zijn vaderland ook al weer de Stille Oceaan lag. Ze zullen hem ook wel uit de buurt van Plasterk hebben gehouden, vermoed ik.
Wel toonden ze Plasterk een windmolen, misschien in de hoop, gedeeld door vele Nederlanders, dat hij daar eindelijk eens mee zou gaan vechten.
zaterdag 6 februari 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten